Websites bestaan meestal uit twee belangrijke onderdelen: de frontend en de backend. De front-end is wat je ziet in de webbrowser, terwijl de backend (of server-side) alle onderliggende processen en functionaliteiten omvat die "achter de schermen" plaatsvinden.
De backend verwijst naar de componenten van een applicatie of softwarecode die de werking ervan mogelijk maken, maar die niet direct zichtbaar of toegankelijk zijn voor gebruikers. De meeste data wordt opgeslagen en verwerkt in de backend van een systeem, die meestal geschreven is in een of meer programmeertalen. De backend wordt ook wel gezien als de poort naar software of hardware data, waarbij alle functionaliteiten toegankelijk moeten zijn via digitale kanalen.
De backend bestaat uit servers en databases. Servers bepalen hoe gebruikers toegang krijgen tot bestanden en databases, en organiseren en structureren gegevensverzamelingen.
Hieronder staat een voorbeeld om te helpen begrijpen hoe de backend werkt.
Je gebruikt je gebruikersnaam en wachtwoord wanneer je wilt inloggen op een website. De ingevoerde gegevens worden naar de server-side software (de backend) gestuurd, waar wordt gecontroleerd of de combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord klopt.
Als dit niet klopt, ontvang je een melding zoals: "Je inloggegevens zijn onjuist. Controleer de combinatie van je gebruikersnaam en wachtwoord."
Als dit wel klopt, word je ingelogd, zie je je gebruikerspagina op je scherm en kun je beginnen met wat je wilt doen.
De meeste tools vallen in drie categorieën:
Om applicaties te maken die communicatie mogelijk maken tussen servers en databases. Denk aan talen zoals:
Frameworks versnellen en vereenvoudigen softwareontwikkeling, waardoor een ontwikkelaar tijd bespaart. Populaire frameworks zijn:
databases worden gebruikt om gegevens op te slaan. Veelgebruikte databasebeheersystemen zijn:
Oracle
MySQL
MongoDB
De backend in webontwikkeling verwijst naar de server-side van een applicatie, waar de bedrijfslogica en gegevensverwerking plaatsvinden.
Populaire programmeertalen voor backend-ontwikkeling zijn Java, Python, PHP en Node.js.
Een backend-ontwikkelaar is verantwoordelijk voor het creëren en onderhouden van de server-side van een applicatie, inclusief het ontwerpen van de architectuur, het bouwen van API's en het beheren van databases.
Een backend-framework is een verzameling bibliotheken, modules en tools die ontwikkelaars helpen om applicaties efficiënter te bouwen door kant-en-klare componenten te bieden voor veelvoorkomende functionaliteiten.
Backend-ontwikkeling gaat over server-side programmering, inclusief bedrijfslogica en databasebeheer. Frontend-ontwikkeling daarentegen richt zich op client-side programmering, inclusief de gebruikersinterface en gebruikerservaring.